“Bomen blijven staan, zagerijen zonder werk”

Dat kopte De Standaard op 26 augustus. Er wordt in Vlaanderen een pak minder hout gekapt dan 10 jaar geleden, wat grote gevolgen heeft voor de lokale houtsector. De overheid en houtsector wijzen met de vinger naar de publieke opinie die erg tegen kappen is.

De Standaard polste ook naar de mening van De Bosgroepen. Wij zien ook andere factoren zoals een toegenomen voorzichtigheid bij bosbeheerders omwille van klimaatverandering, de toegenomen kosten voor heraanplantingen en een verschuiving van prioriteiten naar bosuitbreiding en het klimaatrobuust maken van bossen.

Alle experten die aan bod komen zijn het erover eens dat houtoogst perfect te combineren is met duurzaam bosbehoud. Hieronder lees je het volledige artikel van Tom Ysebaert.


Omdat de overheid minder bomen kapt, komen de lokale zagerijen in de problemen. ‘Terwijl kappen niet haaks hoeft te staan op duurzaam bosbeheer.’

De houtzagerijen staan aan de klaagmuur. Er is minder inlands hout beschikbaar en dus komen de bedrijven in de problemen. ‘In de jaren 90 waren er 313 Belgische ­zagerijen, nu nog maar 95, in Vlaanderen zo’n 30’, zegt Andries Saerens, adjunct-secretaris van de Belgische Houtconfederatie.

Veel zaken gingen over de kop en de overblijvers schroefden hun capaciteit noodgedwongen terug. Houtzagerij Peleman uit Puurs zei op VTM Nieuws dat ze al meer dan tien mensen moest ontslaan. ‘Als je vraagt naar de reden, zetten ze de precaire bevoorrading op nummer één’, zegt Saerens. ‘Zij zoeken hun hout in een straal van 100 tot 200 kilometer, anders worden de transportkosten te hoog.’

De confederatie staaft de terugval met cijfers van het Agentschap Natuur en Bos (ANB), de grootste leverancier. Het volume dat het agentschap op de markt bracht, viel terug van bijna 114.000 kubieke meter in 2013 naar iets meer dan 47.000 kubieke meter vorig jaar. Meer dan een halvering dus.

Saerens schrijft die evolutie toe aan maatschappelijke druk. ‘Er is bij het publiek een emotionele weerstand gegroeid tegen kappingen. Het economische aspect is in de verdrukking geraakt.’

Tom Embo, directeur bij ­Natuurinvest, een onderdeel van het ANB, bevestigt dat het agentschap gas teruggenomen heeft in de kappingen. ‘Wij blijven als overheidsinstantie niet doof voor de maatschappelijke gevoeligheden. Maar er is ook een andere reden. Vroeger creëerden we open plekken in het bos, zodat er licht naar binnen kwam. Daar profiteerden sommige soorten, zoals vlinders van. Maar voor andere soorten die meer van het donkere, koele bos houden, was dat geen goede zaak.’

Het ANB blijft bossen omvormen. Zo maakt het van naaldbossen, gericht op productie, diversere inheemse bossen. ‘Maar we doen dat niet meer in één keer, maar geleidelijk.’

Daarnaast mikt het agentschap meer op kwaliteit dan kwantiteit. ‘We zoeken bomen uit met een groot potentieel en wieden in de concurrenten, zodat ze alle kansen krijgen.’

Geen ontbossing

Andries Saerens wil het misverstand uit de wereld helpen dat kappen zou gelijkstaan met ontbossing. ‘Na ontbossing komt er iets anders in de plaats van het bos. Kappingen kunnen doordacht ­gebeuren en laten het bos bestaan.’

Dat vindt ook Bert De Somviele, directeur van de ngo Bos+. ‘Houtproductie kan perfect binnen duurzaam bosbeheer. Dat vloekt niet met het beschermen of uitbreiden van onze bossen.’

Voor een nieuw bos kun je eerst snelgroeiende populieren planten, legt hij uit. Die leggen de basis voor het bosecosysteem. Als je ze na 20 of 25 jaar kapt, maak je plaats voor de soorten in de onderlaag, eik en linde bijvoorbeeld, die dan kunnen doorgroeien.

Lokale houtproductie sluit volgens Bos+ naadloos aan bij het korteketendenken en het klimaat­beleid. ‘Hout groeit terug, het slaat veel koolstof op en als het lang­durig vastzit in meubelen of bouwconstructies, wordt zijn klimaat­score nog beter. Daar kan geen ­ander materiaal – steen, staal of ­beton – tegenop.’

De vraag is hoe we een duur­zame, lokale productie realiseren gelet op het slinkende aanbod. Kunnen anderen het gat van het ANB vullen? De Bosgroepen, bijvoorbeeld. Die verenigen 15.000 privéboseigenaars en lokale besturen, samen goed voor 40 procent van de Vlaamse bosoppervlakte.

Duurdere aanplantingen

Ook bij hen is het houtaanbod bijna gehalveerd: van 100.000 kubieke meter in 2014 naar 54.000 in 2022. Volgens Jan Goris, coördinator van de West-Vlaamse Bosgroep Houtland, is de druk van de publieke opinie maar een deel van het verhaal. ‘Door de opeenvolgende droogtes en hittegolven zijn bos­eigenaars omzichtiger gaan kappen om het bosmicroklimaat te ­bewaren. Bovendien is aanplanten duurder geworden, zodat het soms niet rendabel is om te kappen en weer aan te planten. Ten slotte investeren de Bosgroepen veel in bosuitbreiding en het klimaat­robuust maken van bestaande bossen. Allemaal energie die niet naar houtverkoop kan gaan.’

Voor de Bosgroepen blijft houtoogst ‘cruciaal’ voor het betaalbaar houden van natuurbeheer. Zij pleiten er daarom voor dat de overheid de lokale zagerijen maximaal ondersteunt.

Tom Embo wil het belang van ­lokale productie relativeren. ‘Van alle hout dat in dit land gebruikt wordt, is het binnenlandse aandeel maar goed voor 10 procent. Er zal dus altijd import nodig zijn.’