Bosvragen
Stap 1: Check wat de ruimtelijke bestemming is van het perceel op www.geopunt.be. Hier volgt een kort overzicht van welke vergunning je nodig hebt per gewestplanbestemming.
• Landbouwgebied: vergunning aanvragen bij de gemeente, die (niet-bindend) advies vraagt aan Departement Landbouw en Visserij en/of Agentschap Natuur en Bos (ANB)
• Groene gewestplanbestemming (zoals natuur, bos, park …): omgevingsvergunning aanvragen bij vegetatiewijziging. Opgelet, er zijn nog andere situaties waar je een vergunning moet aanvragen. Advies kan naast ANB ook gevraagd worden aan instanties zoals Departement Landbouw en Visserij of Dienst Waterbeleid van de provincie, afhankelijk van waar het gebied ligt.
• VEN (Vlaams Ecologisch Netwerk): VEN-ontheffing op het verbod voor het wijzigen van vegetaties aan te vragen bij ANB.
• Beschermd landschap: toelating vragen bij Agentschap Onroerend Erfgoed. Bekijk hier of het perceel een erfgoedwaarde heeft.
• Andere gewestplanbestemmingen (woongebied, industriegebied …): geen vergunning vereist.
Meer info vind je op bosgroepen.be/mag-ik-bebossen of raadpleeg de vergunningschecker.
Stap 2: Bekijk welke financieringsmogelijkheden er zijn.
We maakten een handig overzicht van alle mogelijke subsidies en toelagen.
Er zijn subsidies voor bebossing (nieuw bos) en herbebossing (na eindkap) van een bos met inheemse soorten. Er worden geen vaste plantverbanden en stamtallen meer opgelegd. Zowel klassieke beplantingen waarbij het terrein gelijkmatig beplant wordt als groepenaanplant met tussenin natuurlijke verjonging (QD-methode) of nog andere varianten zijn toegelaten. De subsidie voor herbebossing bedraagt 3000 euro/ha. Voor bebossing is dat 3500 euro/ha. Als plantgoed van aanbevolen herkomst gebruikt wordt, verhoogt men het subsidiebedrag met toepassing van de volgende formule: (aantal planten van aanbevolen herkomst/aantal planten) x aantal hectare x 250 euro. De subsidie voor individuele wildbescherming bedraagt 0,45 euro voor herbebossing en 0,65 euro voor bebossing per apart beschermingsstuk, deze voor collectieve wildbescherming bedraagt 235 euro per 100 m raster voor herbebossing of 350 euro per 100 m voor bebossing. Wie voor een zuivere natuurlijke verjonging opteert kan wel nog de subsidie voor wildbescherming aanvragen. Bij bebossing van landbouwgrond bestaat er ook nog een onderhoudssubsidie en inkomenscompensatie.
Er zijn wel enkele voorwaarden, waaronder:
• De te bebossen oppervlakte bedraagt minimaal 0,50 ha.
• De herbebossing gebeurt met inheemse, standplaatsgeschikte soorten.
• De herbebossing bestaat uit minimaal twee boom- of struiksoorten, en vanaf één hectare minimaal drie soorten, die elk minimaal 10% van het plantaantal innemen.
• De herbebossing is in overeenstemming met het beheerplan, de kapmachtiging, het natuurrichtplan en het managementplan Natura 2000.
Meer info: www.natuurenbos.be/bebossing en www.natuurenbos.be/herbebossing. Veel boseigenaars zien op tegen de administratieve rompslomp, De Bosgroepen staan hen graag met raad en daad bij.
Een natuurbeheerplan maakt duidelijk wat een eigenaar wil doen met de eigendom. Dit kan gaan over natuur, bos, grasland, water, bermen of kleine landschapselementen. Het natuurbeheerplan (NBP) biedt een toekomstperspectief voor 24 jaar waarin alle beheermaatregelen die erin zijn opgenomen vergund zijn en zo de administratie aanzienlijk verminderen gedurende de natuurbeheerplanperiode. Het opmaken van een natuurbeheerplan is niet verplicht maar biedt wel extra subsidiemogelijkheden, zowel beheer- als projectsubsidies, en fiscale voordelen.
Een natuurbeheerplan kan zowel individueel als gezamenlijk opgemaakt worden. De Bosgroep coördineert de opmaak van gezamenlijke beheerplannen, waarbij de vrijheid van elke individuele beheerder centraal staat. Het is mogelijk om te kiezen uit vier types beheerplannen, overeenkomstig jouw ambitie tot het realiseren van natuurwaarden. Bij interesse, aarzel niet om contact op te nemen met je Bosgroep. Je vindt ook heel wat info in de brochures Wegwijs in het natuurbeheerplan en Een natuurbeheerplan, iets voor mij?.
Bos wordt volgens het Bosdecreet van 13 juni 1990 (Art. 3) als volgt gedefinieerd: “grondoppervlakten waarvan de bomen en de houtachtige struikvegetaties het belangrijkste bestanddeel uitmaken, waartoe een eigen fauna en flora behoren en die één of meer functies vervullen.” Of een met bomen begroeide oppervlakte aan deze definitie beantwoordt, hangt met andere woorden niet af van de ruimtelijk bestemming of de oppervlakte.
In de praktijk wordt vooral gekeken of er bosfauna en -flora aanwezig zijn en gaan we ervan uit dat als een strook bomen minstens 3 rijen breed is, het over een bos gaat. Bestaat de strook bomen slechts uit 2 rijen, dan is het geen bos en kan het kappen ervan onder de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen en de omgevingsvergunnning voor vegetatiewijzing(en) vallen. Daarnaast hanteert Natuur en Bos het criterium van de ‘bedekkingsgraad’. Dit is de verhouding van de totale oppervlakte van alle kroonprojecties ten opzichte van de totale bosoppervlakte. Als die die groter is dan 50%, dan spreken we van een bos. Twijfelgevallen worden door Natuur en Bos zelf beoordeeld.
Wat is geen bos?
- Fruitboomgaarden en fruitaanplantingen;
- Tuinen, plantsoenen en parken;
- Lijnbeplantingen en houtkanten, onder meer langs wegen, rivieren en kanalen;
- Boom- en sierstruikkwekerijen en arboreta die buiten het bos zijn gelegen;
- Sierbeplantingen;
- Aanplantingen met naaldbomen die uitsluitend bestemd zijn voor verkoop als kerstboom. Een aanplanting wordt geacht niet langer aan deze voorwaarde te voldoen wanneer de gemiddelde hoogte van het bestand 4 meter heeft bereikt;
- Tijdelijke aanplantingen met houtachtige gewassen in uitvoering van de verordeningen van de Europese Gemeenschap voor wat betreft het uit productie nemen van bouwland;
- Wissenteelt waarvan de bovengrondse massa periodiek tot maximaal drie jaar na de aanplanting of na de vorige oogst, wordt geoogst;
- Systemen voor grondgebruik waarbij de teelt van bomen wordt gecombineerd met landbouw op dezelfde grond, toegepast op een perceel landbouwgrond als vermeld in artikel 2, 12°, van het decreet van 22 december 2006 houdende inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwer, exploitatie en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en het landbouwbeleid en waarvan de aanmelding via de verzamelaanvraag en het aanplanten van de bomen gebeurde na het in werking treden van het decreet van 20 april 2012 houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu en natuur.
Het natuurlijk verspreidingsgebied van een soort is het gebied waar de soort van nature voorkomt en niet werd ingevoerd door de mens. Op basis van het natuurlijk verspreidingsgebied kunnen de soorten voor Vlaanderen worden ingedeeld in inheemse en uitheemse soorten (= exoten).
Autochtoon of “oorspronkelijk inheems” is plantmateriaal dat zich sinds zijn spontane vestiging na de ijstijd altijd slechts ter plekke heeft verjongd, of kunstmatig verjongd is met strikt lokaal oorspronkelijk materiaal. Merk op dat autochtoon een strikter begrip is dan inheems. Een jonge zomereik uit Oost-Europa die bij ons geplant wordt, behoort tot een inheemse soort, maar is zeker geen autochtoon plantmateriaal.
Plantsoen dat het label Plant van Hier draagt, behoort tot de aanbevolen herkomsten. Op www.plantvanhier.be zie je waar deze planten te koop zijn en vind je ook heel wat plant- en onderhoudstips.
Zowel in openbare als private bossen gelden strikte regels voor het kappen van bomen. Kappingen die zijn opgenomen in een goedgekeurd beheerplan mogen onmiddellijk worden uitgevoerd en zijn niet meldingsplichtig. Let wel op als je afwijkt van deze beheerplanning, dan is het aangewezen om vooraf na te gaan of je geen officiële afwijking nodig hebt.
Voor alle andere kappingen die worden uitgevoerd om een bos te beheren en die niet leiden tot ontbossing, moet een machtiging worden gevraagd aan Natuur en Bos. Dit geldt ook voor het kappen van hakhout, struiken en dode bomen op stam, gevallen bomen (door windschade) en zelfs van Amerikaanse vogelkers.
Een zeer dringende kapping om veiligheidsredenen kan gebeuren zonder machtiging, bijvoorbeeld als bomen dreigen te vallen en zo meer schade wordt veroorzaakt. Voorwaarde is wel dat dit – samen met een motivering – ten laatste 24 uur na de kapping schriftelijk wordt gemeld aan Natuur en Bos.
Bij een kapping om sanitaire redenen (= om verdere aantasting door ziekte te voorkomen) moet dit – samen met de motivering – minstens 14 dagen voor het uitvoeren van de kapping schriftelijk aan Natuur en Bos worden meegedeeld.
Bij kappingen om veiligheidsredenen en sanitaire kappingen moet de bosbeheerder binnen de zes maanden na de kapping een voorstel van herstelmaatregelen ter goedkeuring aan het Agentschap voorleggen.
Voor het kappen van een boom die niet in een bos staat, is een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen nodig indien de boom een omtrek van minstens 1 meter heeft op 1 meter boven de grond – het zogenaamde maaiveld. Deze vergunning is aan te vragen bij de gemeente, die dit dan verder opvolgt.
Soms is een vergunning niet nodig. Dit is bijvoorbeeld het geval als de boom op een perceel staat in een agrarisch, woon- of industriegebied in de ruime zin (niet woonparkgebied) en tegelijk binnen de 15 meter rond een vergund gebouw en tegelijk op een huiskavel, vergunde (landbouw)bedrijfswoning of (landbouwbedrijfs)gebouwen (maar niet op de grens met het openbaar domein).
Veel gemeenten hebben echter hun eigen regels voor het kappen van bomen op huiskavels, met een eventuele verstrenging. Bij twijfel neem je best contact op met de gemeente. Ook bij dringende of acute kappingen zijn uitzonderingen mogelijk (met de toestemming van Natuur en bos of enkel door melding aan het Agentschap).
Bomen kappen in bepaalde gebieden en zones waarbij bos verdwijnt (ontbossing) en er een andere bestemming of gebruik aan de grond gegeven wordt, volgt een specifieke regeling.
De schoontijd is een periode waarin niet in het bos mag worden gewerkt omdat het dan broedseizoen is. De periode loopt standaard van 1 april tot 30 juni, maar afhankelijk van de situatie kan ze verkort of verlengd worden.
Tijdens deze periode mag men geen bomen of struiken kappen, hout verzagen in het bos of grote bomen uit het bos slepen. Ook het uit het bos halen van verzaagde stukken brandhout wordt best beperkt, zeker in kwetsbare gedeelten van het bos.
De Vlaamse overheid heeft voor alle bossen (zowel openbaar als privé) in Vlaanderen een polis burgerlijke aansprakelijkheid afgesloten via Ethias. Bosbeheerders kunnen terugvallen op deze polis als ze aansprakelijk worden gesteld voor schade aan recreanten ten gevolge van het toegankelijk zijn van hun boseigendommen.
De polis burgerlijke aansprakelijkheid kan enkel worden ingeroepen wanneer de recreant de toegankelijkheidsregels van het betreffende gebied heeft opgevolgd. Met deze verzekering wil het Agentschap voor Natuur en Bos eigenaars van bossen en natuurreservaten ondersteunen bij het toegankelijk stellen van hun eigendommen.
In alle andere gevallen dekt de familiale verzekering van een boseigenaar de schade die wordt aangericht door bomen uit zijn bos. Dit vraag je best na bij jouw verzekeraar, zodat je eventueel zelf een extra verzekering kan afsluiten.
Gebruik bij het zaagwerk steeds veiligheidskledij: een helm met gehoor- en gezichtsbescherming, een zaagbroek, schoenen met stalen tippen, stevige handschoenen. Een ongeval is snel gebeurd en het kan jou ook overkomen! Een paar € 100 aankoopkosten wegen niet op tegen een levenslange verminking! Veilig werken in het bos is dus belangrijk. Vraag bij je Bosgroep naar kortingen bij de aankoop van beschermingskledij.
Zaagbroek
Een kettingzaag draait met een snelheid van 70 km/uur. Als de tanden van de ketting een onbeschermd lichaamsdeel raken, zijn de gevolgen ernstig. Bij ongevallen met kettingzagen worden meestal de benen geraakt, daarom is het dragen van een zaagbroek een must. Die is opgebouwd uit verschillende lagen vezels die het tandwiel laten vastlopen wanneer de kettingzaag in aanraking komt met de broek. Er zijn 3 types zaagbroeken: A, B en C. Bij type A loopt de beschermlaag door tot aan de buitenkant van de linkerbroekspijp en de binnenkant van de rechterbroekspijp. Dit type biedt voldoende bescherming en heeft het hoogste draagcomfort. Bij type B en C loopt de beschermlaag verder door, wat het draagcomfort vermindert. Heb je een lang zaagblad, kies dan wel voor een broek van een zwaarder type. De juiste maat kiezen is van belang: een te ruime broek zal sneller ‘omdraaien’ als de motorzaag de broek raakt. Kies ook voor een broek met versterkt kruis of stretchstof. En let op het CE-label, zo weet je zeker dat de broek beantwoordt aan de strenge EU-normen. Volg de wasvoorschriften strikt op zodat je broek nog lang zijn beschermende functie kan houden.
Valhelm
Bij het vellen van grote én kleine bomen is een helm sterk aangeraden. Ingedroogde en dode takken vallen soms eerder dan de boom zelf. Ook bij het knotten van bomen kan er al eens een tak richting hoofd zwiepen. Vervang de helm regelmatig want het plastiek kan na een tijd broos worden door blootstelling aan UV-stralen. De meeste helmen zijn tegenwoordig uitgerust met een UV-indicator: wanneer die wit uitslaat, is de helm toe aan vervanging. Maar het gevaar komt niet altijd van boven. Rondvliegende houtvezels, zwiepende takken of wegspringende steentjes kunnen in het gezicht gekatapulteerd worden. Een vizier kan hier een oplossing voor bieden. Als je helemaal zeker wil zijn, kies dan voor een combinatie met een aanslagvrije veiligheidsbril.
Gehoorbescherming
Een kettingzaag produceert zo’n 115 dB. Blootstelling aan 90 dB zorgt al na 3 uur voor blijvende gehoorschade. Kneedbare oordoppen vormen al een zekere bescherming, maar beter zijn losse of aan de helm bevestigde oorkappen die over de oren gaan. Of kies voor op maat gemaakte oordoppen!
Er geldt een principiële toegankelijkheid: een voetganger heeft het recht om op een bosweg (al dan niet verhard pad waar twee personen naast elkaar kunnen stappen) te wandelen, of het nu om een private of een officiële weg gaat. Onder 'voetganger' wordt verstaan: wandelaars, joggers, langlaufers, fietsers jonger dan 9 jaar en rolstoelgebruikers. Voor alle andere recreanten moet de toegang tot het bos worden vastgelegd in een toegankelijkheidsregeling.
Een boseigenaar kan zijn bos ontoegankelijk maken door het plaatsen van het signalisatiebord V14. Privé boseigenaars moeten geen verantwoording afleggen aan derden of aan de overheid wanneer ze dit bord willen gebruiken. De kosten voor het plaatsen van dit bord zijn voor de boseigenaar. Een eenvoudig bordje met ‘private eigendom’ of ‘verboden toegang’ volstaat niet. De overheid spoort privé boseigenaars zoveel mogelijk aan om dit bord niet te gebruiken en te komen tot een oplossing die voor alle partijen aanvaardbaar is. Zo voorziet de overheid subsidies voor de openstelling van privébossen en erkende natuurreservaten.
In alle bossen, zowel privé als openbaar, is het verboden om constructies en verblijfsgelegenheden op te richten en tenten en woonwagens te plaatsen (zie art.97 Bosdecreet). Uitzondering hierop vormen constructies die opgenomen zijn in een goedgekeurd beheerplan of vereist zijn voor het beheer en de bewaking van de bossen en voor de veiligheid en het welzijn van de personen die op rechtmatige wijze in het bos aanwezig zijn.
Naast het Bosdecreet moet je ook rekening houden met de wetgeving inzake ruimtelijke ordening. Deze stelt dat voor het optrekken, plaatsen, afbreken, herbouwen, verbouwen en uitbreiden van een constructie een stedenbouwkundige vergunning vereist is. Dit onderlijnt het belang van het opnemen van alle geplande handelingen in het bosbeheerplan.
Concreet moet een stedenbouwkundige vergunning aangevraagd worden:
– voor alle handelingen die niet in het goedgekeurde beheerplan opgenomen zijn
– voor alle handelingen die wel in het goedgekeurde beheerplan opgenomen zijn, maar gepaard gaan met ontbossing en/of de oprichting van constructies groter dan 40 m²
De aanvraag dien je in bij de gemeente, die steeds advies zal inwinnen bij ANB.
Wat met een (weekend)huisje in het bos dat als woonverblijf dienst kan doen?
Sinds de wetgeving op ruimtelijke ordening in 1962 en de gewestplannen in de jaren 1970 heeft elke lap grond een bepaalde bestemming (woongebied, agrarisch gebied, bosgebied) met hieraan gekoppeld voorschriften waarin duidelijk staat beschreven wat wel en niet mag. Een groot aandeel van de bestaande bossen kwam in de bestemming ‘bosgebied’ terecht. Deze categorie wordt omschreven als ‘beboste of te bebossen gebieden, bestemd voor het bosbedrijf waarin gebouwen noodzakelijk voor de exploitatie van -en het toezicht op de bossen, toegelaten zijn, evenals jagers- en vissershutten, op voorwaarde dat deze niet kunnen gebruikt worden als woonverblijf, al ware het maar tijdelijk’. Worden ze toch als woonverblijf gebruikt, al dan niet tijdelijk bewoond, dan zijn deze gebouwen en constructies in feite illegaal. Onder ‘gebouwen’ verstaat men hier uiteraard geen woningen maar constructies die nodig zijn voor het bosbedrijf zoals een schuilplaats voor de werkopzichter of een bergplaats voor materieel. Men moet er bovendien de noodzaak van kunnen aantonen en slechts voor aanzienlijke bosbestanden zullen dergelijke constructies aanvaard worden.
Toch treffen we vaak woningen aan in het bos. Enerzijds komt dit omdat heel wat bestaande bossen niet opgenomen werden in een ‘groene’ bestemming zoals bijvoorbeeld bos-, park-, natuur- of buffergebied. Omwille van de veelzijdige functies van bossen (houtproductie, bescherming van het milieu, landschapselement, sociale en recreatieve rol …) werden bossen ook opgenomen in ‘recreatiegebied’ en ‘agrarisch gebied’ en ook minder voor de hand liggende bestemmingen zoals ‘woongebied’ en ‘industriegebied’. In deze laatste twee categorieën zijn woningen toegelaten. Meer nog, er mag zelfs ontbost worden met het oog op de realisatie van de bestemming (het bouwen van een huis of bedrijfsgebouw). De ontbossing kan alleen maar uitgevoerd worden als een stedenbouwkundige vergunning afgeleverd wordt en als het gekapte bos gecompenseerd wordt. Dit kan in natura, financieel of door een combinatie van beiden.
Anderzijds was Vlaanderen geen onbebouwd land toen de wet in voege trad. Constructies opgetrokken vóór de wet ruimtelijke ordening (april 1962), worden geacht vergund te zijn. Aan de eigenaar om dit aan te tonen. Constructies opgetrokken na deze datum maar vóór de inwerkingtreding van het eerste gewestplan (1970), worden ook vermoed vergund te zijn. Woningen en permanente bewoning in bossen kunnen dus perfect legaal zijn.
Een bijzonder probleem in bossen zijn de permanent bewoonde weekendverblijven, want deze zijn vaak in strijd met de wetgeving op de ruimtelijke ordening. Weekendverblijven horen thuis in de bestemmingscategorie ‘gebied voor verblijfsrecreatie’. Zoals hierboven besproken, kunnen ook bossen in deze bestemming gelegen zijn. Een weekendhuisje is er legaal, zolang het niet permanent bewoond wordt.
(Dit is een aangepaste versie van een tekst van Inverde)
Interessante links:
www.bosforum.be - Ontwikkeling van lange termijnvisie op bos in Vlaanderen
www.inverde.be - Expertise en opleidingen in de groensector
www.natuurenbos.be - Agentschap voor Natuur en Bos
www.ecopedia.be - Kennisplatform rond natuur, groen en bosbeheer
www.landelijkvlaanderen.be - Belangenvereniging voor land- bos en natuureigenaars
www.oewb.be - Waalse tegenhanger van De Bosgroepen
www.srfb.be - Koninklijke Belgische Bosbouwmaatschappij
www.pefc.be - Certificatiesysteem voor duurzaam bosbeheer